© Sander Bakkes, CC BY 3.0, via Wikimedia Commons
In Vlaamse Palestinakringen is Dries van Agt geen onbekende. In Nederland is hij bij de oudere generatie vooral bekend als premier.
Als student las ik in de periode van het kabinet Van Agt1 (1977-1981) regelmatig geërgerd de krant. Ik mopperde: “Stomme Van Agt, stomme Van Ardenne!” De afstandelijke Van Agt was zo heel anders dan de flamboyante Joop Den Uyl, premier tussen 1973 en 1977. Van Agt was eigenlijk tegen zijn zin de politiek in geduwd. Een echte visie over welke kant we uit moesten kon ik bij hem niet ontwaren. Zijn ‘ethisch reveil’ ging vooral over persoonlijke ethiek – niet bepaald een onderwerp dat je om kunt zetten in politieke maatregelen.
Na zijn professionele politieke loopbaan vond er een ommekeer plaats in de engagementen van Van Agt.
‘Pas tijdens een traditioneel katholieke bedevaart in het heilige land, eind jaren negentig, brak het besef bij me door dat ik zo lang niets gedaan had aan deze zaak, dat ik geen vinger had uitgestoken, ofschoon ik daartoe tot op zekere hoogte wel in staat was geweest – vooral toen ik minister-president was en minister van Buitenlandse Zaken. Bij de Universiteit van Bethlehem hoorde ik voor het eerst over de nood, waarin hun studenten en de gezinnen waar ze uit voortkwamen, vaak verkeerden. Toen heb ik mezelf zó verweten dat ik er niks vanaf wist, dat ik wel geweldig moest opschieten om al die jaren van onachtzaamheid goed te maken. Ik werd er heel onrustig van’.
In 2005 leidde Van Agt een Europese delegatie naar de bezette Palestijnse gebieden. In een rapport concludeerde hij dat ‘een meer vastberaden internationale interventie nodig was om Israël aansprakelijk te houden en de naleving van het internationale recht af te dwingen’. Hij pleitte voor militaire en economische sancties.
Het opus magnum van Van Agt is Een schreeuw om recht, dat verscheen in 2009.
Op juni 2009 heb ik na een lezing van Van Agt in Brussel met anderen een half uur een biertje met hem gedronken. Ik vroeg hem hoe hij terugkeek op zijn periode als minister-president. Hij antwoordde dat hij toch wel trots was op bepaalde verwezenlijkingen.
Het was een mooie ervaring om die man met zijn onveranderde barokke taalgebruik radicale standpunten te horen innemen.
Ik gaf hem mijn brochure De droom en het prikkeldraad en vroeg hem om iets te schrijven voorin het boek Sint Joop en de draak – een verzameling cartoons uit de periode van het kabinet Den Uyl.
Hij schreef:
Eindelijk bekeerd en opgestaan uit mijn drakenbestaan
ben ik nu onverschrokken tegen een nieuwe draak te velde getrokken
Jart Voortman (Redactie Palestina Solidariteit)