VERKLARING EUROPEAN COORDINATION OF COMMITTEES AND ASSOCIATIONS ON PALESTINE (ECCP(i)) 10 JAAR NA DE UITSPRAAK DOOR HET INTERNATIONAAL GERECHTSHOF:
AL 10 JAAR LANG BLIJFT DE ISRAËLISCHE ANNEXATIE- EN APARTHEIDSPOLITIEK ONBESTRAFT
HET IS TIJD VOOR GERECHTIGHEID EN VERANTWOORDING
Op 9 juli 2004 bracht het Internationaal Gerechtshof een oordeel (“Advisory Opinion”) uit getiteld: Juridische Gevolgen van de Bouw van een Muur in Bezet Palestijns Gebied. Daarin concludeerde het dat “de bouw van de muur door Israël, de bezettende macht, in Bezet Palestijns Gebied, ook in en om Oost Jeruzalem, en de bijbehorende praktijken, strijdig zijn met internationaal recht”.
Het Hof verwierp de claim van Israël dat de muur slechts een tijdelijke ‘veiligheidsbarrière’ is en stelde vast dat “bouw van de muur en de gevolgen daarvan een voldongen feit creëert dat permanent zou kunnen worden”, en waarschuwde dat dit ‘neerkomt op een feitelijke annexatie’. Het voegde daar aan toe dat dit “het Palestijnse volk ernstig belemmert in de uitoefening van zijn recht op zelfbeschikking” en daarmee strijdig is met Israëls verplichting om dit recht ter respecteren”, zoals vastgelegd in het VN-Handvest.
Het Hof concludeerde verder dat “de bouw van de muur heeft geleid tot vernietiging of invordering van bezittingen onder voorwaarden die strijdig zijn met de bepalingen van Artikel 46 en 52 van het Statuut van Den Haag uit 1907” betreffende de wetten en gebruiken van een oorlog te land “en van artikel 53 van de Vierde Geneefse Conventie “betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd van 12 augustus 1949. Bovendien is de muur in strijd met het VN Verdrag voor de Rechten van de Mens en vormt deze een ernstige schending van de dwingende normen van internationaal gewoonterecht .
De Algemene Vergadering van de VN heeft op 20 juli 2004 Resolutie ES-10/15 aangenomen die “het oordeel van het Internationaal Gerechtshof van 9 juli 2004 bekrachtigt” en “eist dat Israël, de bezettende macht, zich houdt aan zijn wettelijke verplichtingen zoals uiteengezet in dit oordeel” en bevestigt daarmee de uitspraak van het Hof dat “Israël verplicht is een einde te maken aan de schending van het internationaal recht; het is verplicht om met onmiddellijke ingang de werkzaamheden te staken rondom de bouw van de muur in Bezet Palestijns Gebied, ook in en om van Oost Jeruzalem, om onmiddellijk het reeds gebouwde stuk te ontmantelen en om alle wettelijke bepalingen en regelingen hieromtrent terstond te herroepen of buiten werking te stellen…..”. En “Israël is verplicht om alle schade te vergoeden die door de bouw van de muur is ontstaan in Bezet Palestijns Gebied, ook in en om Oost-Jeruzalem”.
Verder heeft het Internationaal Gerechtshof vastgesteld dat “alle Mogendheden verplicht zijn om de illegale situatie voortvloeiend uit de bouw van de muur niet te erkennen, geen hulp of ondersteuning te bieden bij het laten voortduren van deze situatie en moeten samenwerken om een einde te maken aan de vermeende schendingen en verzekeren dat de schade zal worden vergoed….”. Het Hof stelde ook vast dat “Mogendheden die partij zijn bij de 4e Geneefse Conventie, verplicht zijn om maatregelen te nemen tot naleving van de Conventie …..”
Op 9 juli 2014, na een decennium van voortdurend onrecht en straffeloosheid, breiden de muur, de nederzettingen en wat daarbij hoort zich onrustbarend snel uit, resulterend in een de facto annexatie van steeds meer Palestijns land, het plunderen van hun natuurlijke hulpbronnen, en de gedwongen verplaatsing van de Palestijnse bevolking, ook in en om Bezet Oost Jeruzalem. De Apartheidsmuur is een cruciale bouwsteen in Israëls expansionistische project, waarbij de Palestijnse bevolking verbannen wordt naar (steeds kleiner wordende) enclaves, vergelijkbaar met de manier waarop de niet-blanke bevolking verbannen werd naar Bantoestans ten tijde van het Zuid Afrikaanse apartheidsregime.
In tegenstelling tot waartoe zij verplicht zijn volgens het arrest van het Internationaal Gerechtshof, hebben de EU en haar lidstaten noch enige druk uitgeoefend op Israël om de bouw van de muur te stoppen, noch enige actie ondernomen om Israël rekenschap te laten afleggen voor de ernstige schendingen van het internationaal recht. In plaats van uitvoering geven aan de EU-Richtlijnen inzake naleving van het internationaal recht en effectieve maatregelen of sancties op te leggen, heeft de EU de samenwerking met Israël onverminderd voortgezet. Daarnaast zijn vele Europese bedrijven zoals G4S, Elbit, Veolia, Alstom en andere direct betrokken bij de bouw van en/of het onderhoud aan de muur en/of nederzettingen, waarbij sommige zelfs profiteren van EU-subsidies.
Inmiddels 10 jaar verder, bovenop het torpederen door Israël van meer dan 20 jaar “onderhandelingen”: het is tijd voor rechtvaardigheid en voor verantwoording!
Op de 10e verjaardag van het door het Internationaal Gerechtshof uitgebrachte oordeel (Advisory Opinion), doet de ECCP een dringende oproep aan de EU en haar lidstaten om:
- Met onmiddellijke ingang het door het Internationaal Gerechtshof uitgebrachte oordeel (Advisory Opinion) te handhaven en volledig uit te voeren, in overeenstemming met hun wettelijke verplichting om met effectieve maatregelen druk op Israël uit te oefenen om de illegale situatie die ontstaan is door de bouw van de muur en de bijbehorende praktijken te beëindigen.
- Volledig uitvoering te geven aan het door de EU goedgekeurde beleid om de Muur en de nederzettingen, ook in en om Oost-Jeruzalem, niet te erkennen en te garanderen dat alle Israëlische ondernemingen die gehuisvest zijn in of banden hebben met nederzettingen, of betrokken zijn bij de bouw van en/of onderhoud aan de muur en wat daarbij hoort, niet in aanmerking komen voor EU subsidies, leningen en investeringen.
- Te voorkomen dat Europese bedrijven profiteren van de bouw van en/of onderhoud aan de muur en/of nederzettingen en wat daarbij hoort en hiervoor onmiddellijk richtlijnen te publiceren.
- Het Associatieverdrag met Israël op te schorten op grond van artikel 2 en artikel 79, en overeenkomstig het door de EU geformuleerde beleid tot naleving van het internationaal recht.
De ECCP ondersteunt de oproep “Maak juli de Maand Tegen de Apartheidsmuur” door 7 Palestijnse maatschappelijke coalities en 22 organisaties[ii] en doet een oproep aan Europese maatschappelijke organisaties, evenals aan NGO’s, mensenrechtenorganisaties, vakbonden, bedrijven en individuen om:
- Druk uit te oefenen op hun regeringen om zich te houden aan hun wettelijke verplichtingen
- Steun en verbreding te geven aan de wereldwijde BDS campagne voor rechtvaardigheid, als middel om naleving te eisen van de uitspraak door het Internationaal Gerechtshof, de rechten van de Palestijnen hoog te houden en een einde te maken aan de Israëlische Apartheid, kolonialisme en bezetting.
[i] ECCP is een netwerk van 50 Europese comités, organisaties, NGOs en internationale solidariteitsbewegingen uit 20 Europese landen, dat de inspanningen van het Palestijnse volk voor vrijheid, rechtvaardigheid en gelijkheid steunt.