(cartoon van Carlos Latuff)
Wat zou u doen als u in een fietsenwinkel een aantal gelabelde tweedehandsfietsen zou zien met een apart kaartje: ‘verworven uit heling’. We vermoeden dat er toch veel alerte burgers zijn die daarna de politie zouden inlichten en vragen om eens polshoogte te nemen.
In de internationale politiek is een dergelijke voor de hand liggende reactie wat minder vanzelfsprekend.
Wat is het geval?
Sinds 1967 heeft Israël drie gebieden bezet: de Golanhoogten die toebehoren aan Syrië, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Dit is in strijd met het internationaal recht. Landen mogen niet terrein veroveren buiten hun grondgebied. En als ze dat toch doen zijn ze verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers die er wonen en mogen ze hun eigen inwoners er zich niet laten vestigen.
Wat gebeurt er concreet op de Westelijke Jordaanoever? Heel kort: er wonen inmiddels 600.000 burgers uit Israël op gestolen grond en er zijn landbouwondernemingen die geld verdienen aan gewassen verbouwd op gestolen grond, bevloeid met water waar Palestijnen 4 keer meer voor moeten betalen en 4 keer minder van krijgen. Palestijnse aanwezigheid is daar, door repressie, marginaal geworden. Israël delft grondstoffen in de Westelijke Jordaanoever zonder daar iets voor te betalen. Palestijnen mogen geen delfstoffen winnen in hun eigen grondgebied. Israël bouwt wegen en tunnels in bezet gebied en vernietigt gebouwen van Palestijnen. De plaatselijke bevolking heeft geen enkele inspraak in de plannen van Israël.
Per 1 juli wil de nieuwe regering van Israël 30% van het grondgebied van de bezette Westelijke Jordaanoever officieel annexeren.
Op dinsdag 26 mei werden in het Vlaamse Parlement twee vragen gesteld aan minister president Jan Jambon, bevoegd voor buitenlandse zaken, over de betrokkenheid van Israëlische bedrijven bij schendingen van het internationaal recht.
Jos D’Haese van de Partij van de Arbeid vroeg aan de minister president met welke bedrijven Flanders Investment and Trade (FIT) in Tel Aviv contacten onderhoudt. Het antwoord van de minister was dat een dergelijke lijst niet vrijgegeven wordt omdat die informatie vertrouwelijk is. Reactie van D’Haese: ik vraag niet om vertrouwelijke informatie. Hoofdpunt van de vraag van D’Haese is dat handel met twee bedrijven wordt aanbevolen, terwijl die bedrijven wel degelijk in de bezette gebieden werken. Het gaat om een oproep van FIT om deel te nemen aan tunnelprojecten van het bedrijf Netivei dat ook actief is in de Westelijke Jordaanoever. Verder wordt op de website van FIT aanbevolen om in te gaan op verzoeken van Shufersal, een supermarktketen die vestigingen heeft in de illegale nederzettingen en vermeld wordt op de zwarte lijst van 112, die de VN in februari van dit jaar vrijgaf. (zie bijlage).
Ook regeringspartner CD&V bij monde van Orry Van de Wauwer ondersteunt de vraag van Jos D’Haese (‘ik denk dat het wel een terechte vraag is van collega D’Haese om meer zicht te krijgen op de samenwerkingen die het FIT aangaat’).
Aanvullend pleit Jeremie Vaneeckhout van Groen voor een vertrouwelijk inzagerecht van parlementsleden in de lijst met contacten van FIT. Het kan toch niet zo zijn dat FIT op dit belangrijke punt buiten de parlementaire controle valt?
In zijn eigen vraag zegt Vaneeckhout: ‘in welke mate screent FIT de bedrijven op hun actieve bijdrage aan de nederzettingenpolitiek?’
Het antwoord van Jambon luidt: het enige criterium dat door FIT gehanteerd wordt is het vestigingsadres van het betrokken Israëlische bedrijf. Als dat in de nederzettingen is dan kan Vlaanderen er geen zaken mee doen. Als echter een warenhuisketen vestigingen heeft in het hele land, dus ook in de bezette gebieden, dan moet je dat niet opvatten als een hand-en-spandienst aan de politiek van kolonisatie.
Van Eeckhout maakt bezwaar tegen de vestigingsplaats als enig criterium. Zou FIT niet ‘meer proactief’ moeten werken in het zoeken naar links met de Israëlische bezetting.
Het antwoord van Jambon luidt: ‘ik zie op dit moment geen noodzaak om de politiek die FIT tot nu toe voert te wijzigen.’
De suggestie voor een vertrouwelijk inzagerecht van parlementsleden bleef zonder reactie van Jambon.
We stellen vast: twee ijverige parlementsleden wijzen op een fout in de bedrijfsvoering van FIT: er zijn wel degelijk aanbevelingen voor bedrijven die in strijd handelen met het internationaal recht.
Jambon ziet echter geen reden om in te grijpen.
Was het niet veel logischer geweest als minister president Jan Jambon zou erkennen dat hier iets niet klopt en dat hij contact zou opnemen met FIT om dit recht te zetten?
Daarom stellen wij voor:
· de parlementaire controle op de werking van FIT te vergroten door vertrouwelijk inzagerecht voor parlementsleden toe te staan;
· dat FIT geen verdere commerciële voorstellen doet voor deals met bedrijven die actief zijn in de bezette gebieden zoals bv. Shufersal en Netivei, vanwege hun actieve betrokkenheid bij de Israëlische bezetting.
Jambon zegt: ‘Indien een daadwerkelijk annexatie geconcretiseerd dreigt te worden, dan zal de Vlaamse Regering binnen de Belgische interfederale overlegcomités het belang van het respect voor het internationaal recht verdedigen in functie van het uitwerken van een Europese standpunt.’
Wel, die annexatie wordt geconcretiseerd terwijl hij erover spreekt, het is nu tijd om het internationaal recht te verdedigen !
https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1391176/verslag/1392879
https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1391176/verslag/1392928