Er is een breuk in het Arabische front ten gunste van Israël en tegen Palestina. De Verenigde Arabische Emiraten (VAE) ondertekenden een zogenaamde ‘vredesverdrag’ met Israël en noemen het ‘vrede in ruil voor vrede’ en ‘vrede in ruil voor economie’.
Het zogenaamde ‘Abraham-akkoord’, zoals de deal tussen de VAE en Israël wordt genoemd, kwam sneller tot stand dan zelfs de meest enthousiaste zionisten zich hadden kunnen voorstellen. Bahrein heeft dit voorbeeld met haast gevolgd.
De eerste Arabisch-Israëlische vredesovereenkomst vond plaats in 1979 met de Camp David-akkoorden tussen Egypte en Israël. Egypte betaalde zwaar voor het doorbreken van wat toen een taboe was. Het werd geboycot door alle Arabische landen en het werd verstoken van substantiële financiële steun die de rijkere Arabische staten vroeger aan Caïro verleenden. Uit angst dat het een precedent zou scheppen voor andere lidstaten, handelde De Arabische Liga snel en resoluut. Egypte werd niet gestraft voor het sluiten van vrede; het werd gestraft voor het sluiten van vrede met een koloniale bezettingsstaat met praktijken die geworteld zijn in een apartheidssysteem dat elke Arabische staat bedreigt en tegelijkertijd het bestaan van een hele natie, de Palestijnen, ontkent.
Met de VAE-deal is de situatie anders en is het precedent zelfs nog gevaarlijker. De VAE, noch Bahrein hebben ooit een oorlog met Israël gevoerd; ze delen er geen grenzen mee en ze hebben geen economische of veiligheidsbehoeften die een dergelijke overeenkomst zou kunnen opleveren. In tegenstelling tot de Egyptenaren zijn mensen in de VAE minder gehecht aan de Palestijnse zaak, waardoor publieke oppositie tegen normalisatie minder waarschijnlijk en dus minder effectief wordt.
De Palestijnen en andere Arabische landen verwerpen het besluit van de VAE, met ernstige grieven over de gevolgen die veel verder gaan dan de ‘symboliek’ van vredesstichting.
afbeelding: cartoon van Carlos Latuff