Op woensdag 21 juli stierf de 43-jarige Abdu Yusuf al-Khatib al-Tamimi in Israëlische gevangenschap, nadat hij de zondag ervoor was gearresteerd voor een verkeersovertreding. Al-Khatib leefde in het vluchtelingenkamp Shu’afat, dat deel uitmaakt van Oost-Jeruzalem.
Na zijn arrestatie werd Al-Khatib overgebracht naar het beruchte detentiecentrum Moscobiya (ook bekend als de Russian Compound en Moscovia) in West-Jeruzalem. Daar ontstond een conflict toen Al-Khatib en zijn drie celgenoten ‘Allahu Akbar’ riepen uit respect voor het Offerfeest dat die week werd gevierd. Toen dat door de bewakers werd verboden, ontstond een fel debat, waarop Al-Khatib in een aparte cel werd geplaatst.
Volgens verklaringen van andere gevangenen werd Al-Khatib daar door zijn bewakers doodgeslagen. Zij hoorden zijn geschreeuw en de plotselinge stilte die daarop volgde. Uit foto’s van zijn lichaam blijkt dat hij een gapende wond in zijn hoofd had, naast een wond aan zijn knie en kneuzingen op andere delen van zijn lichaam, waaronder zijn gezicht, nek en armen. Ook zijn gebit was beschadigd.
Volgens de Israëlische gevangenisautoriteit werd Al-Khatib bewusteloos in zijn cel aangetroffen, en zou tevergeefs zijn getracht zijn leven te redden. Als reden voor zijn dood werden ‘bestaande gezondheidsklachten’ en een ‘hartaanval’ opgegeven. Volgens zijn familie was Al-Khatib echter kerngezond. Familieleden die verhaal kwamen halen bij het detentiecentrum werden door gevangenispersoneel aangevallen; zeven van hen werden gevangengezet.
Het Israëlische Public Committee Against Torture in Israel (PCATI) heeft sinds 2001 bij de Israëlische autoriteiten klachten ingediend over meer dan 1300 gevallen van marteling. Dat leidde in slechts één geval tot strafrechtelijk onderzoek dat uitliep op seponering. In februari van dit jaar spraken zeven prominente mensenrechtdeskundigen van de VN Israël aan op zijn regime van marteling en mishandeling.