© Foto: screenshot van film B’Tselem
Op 22 maart was Ahmad al-‘Awar met zijn bus vastgelopen in het verkeer. Twee agenten van de grenspolitie zeiden tegen hem dat hij moest omdraaien. Hij antwoordde dat dat onmogelijk was. Er volgde een woordenwisseling die uitliep op schelden en vloeken. Een van de agenten trok aan Al-‘Awar’s shirt. De ander spoot met pepperspray in zijn gezicht. Ze bevalen hem de deur van de bus open te doen. Al-‘Awar weigerde en verwenste de agent.
Uiteindelijk kwamen de agenten via de achterdeur binnen en deden Al-A’war handboeien om, trokken zijn shirt uit en gingen naar buiten. Al-‘Awar werd in de jeep gezet. Hij had het gevoel dat hij zou stikken.
‘Op het bureau werd ik ervan beschuldigd dat ik de agenten had aangevallen.’
De situatie veranderde toen een advocaat van ons belde naar het bureau. Hij was door mijn ouders ingeschakeld. De advocaat vertelde dat er al een filmpje over het gebeuren op sociale media te zien was. De film toonde duidelijk dat de agenten de agressors waren. De advocaat zei dat het geen zin heeft om een buschauffeur die achter het stuur zit pepperspray in zijn gezicht te spuiten. Een andere advocaat van de busmaatschappij zei dat hij een klacht zou indienen over het gedrag van de politieagenten.
Ahmad: ‘Daarna werd ik vrijgelaten. We gingen naar huis. Mijn kinderen schrokken van mijn gezicht en begonnen te huilen. De volgende dag werd mijn oog in het ziekenhuis behandeld. Ik ben nog niet aan het werk. Het gebeuren heeft mij diep geraakt. Misschien vraag ik om te werken op een andere buslijn.’