Lief kind,
Het is na middernacht.
Ik zit in het vliegtuig op weg naar Egypte.
Ik ga naar de grens van Gaza bij Rafah.
Om jou ga ik ernaartoe.
Jij hebt nog nooit in een vliegtuig gezeten.
Je bent nooit weggeweest uit Gaza.
Jij hebt alleen weet van drukke en nauwe straten.
En de krotten van beton.
Jij kent alleen afscheidingen en hekken
bemand door soldaten van buiten Gaza.
Jij hebt schrik van vliegtuigen.
Jachtvliegtuigen, helikopters, drones.
Ze draaien boven je hoofd.
Ze laten raketten en bommen vallen.
Gevolgd door explosies die pijn doen aan je oren.
De grond beeft.
Gebouwen storten in.
Mensen sterven.
Gillen en krijsen.
Gedempte kreten van onder het puin.
Het houdt niet op. Dag en nacht.
In de val onder gebarsten beton.
De vrienden waarmee je speelde.
Je kameraden op school.
Je buren.
In een paar seconden is het voorbij.
Je ziet gezichten bedekt met gruis.
Levenloze lichamen die uitgegraven worden.
Ik ben journalist. Het is mijn werk om dit te zien.
Jij bent een kind. Jij zou dit niet mogen zien.