©Foto: Btselem
Voor de oorlog leefde ik in Gaza-stad met mijn man en onze vier kinderen van 4 maanden tot 7 jaar.
Muhammed was 9 dagen oud toen de oorlog uitbrak. Overal om ons heen waren er bombardementen. De kinderen trilden van angst. Het enige dat ik kon doen was hen omhelzen en dicht bij mij houden.
De luchtaanvallen kwamen steeds dichterbij. Ik kan er geen woorden voor vinden. Een keer schuilden we de hele nacht onder de trap terwijl granaatscherven om ons heen vlogen.
De eerste dag van het staakt-het-vuren besloten we naar het zuiden te trekken. Kleren en dekens bonden we vast op de fiets van mijn man. We liepen met de handen omhoog. Ik hield de baby vast.
Bij het passeren van de controlepost hoorden we schieten. Plotseling voelden we dat we over een lijk liepen. Toen we aankwamen in Nuseirat waren we uitgeput, hongerig en dorstig. Ik gaf Mohammed de borst.
In Khan Yunis verbleven we anderhalve maand in een tent. Het was moeilijk. We waren bang. We gebruikten maar één maaltijd per dag. Flesvoeding en luiers voor Mohammed waren erg moeilijk te krijgen.
Toen de bombardementen te zwaar werden, gingen we naar het westen van Khan Yunis. Daar was het rustiger. Mohammed had medische zorg nodig, maar het was te moeilijk om naar het ziekenhuis te gaan en ik wilde de kinderen niet achterlaten.
Eten en drinken was nog steeds moeilijk te krijgen. Alleen blikgroenten. Maandenlang hadden we geen groente en fruit.
In januari viel het leger Khan Yunis binnen. We zaten drie dagen vast in onze tent zonder water en voedsel, met de hele dag het geluid van explosies en beschietingen. Onze kinderen beefden van de angst. De dood was vlakbij. Na drie dagen gingen we weg zonder onze kleding en het restje voedsel mee te nemen. Wij lagen onder vuur vanwege de tanks vlakbij en het ronkende geluid boven ons. Het was een wonder dat we dit overleefden.
We kwamen aan in Rafah en konden twee nachten logeren.
De hele dag denken we aan eten. Ik voel mij vernederd. We zijn bedelaars geworden.
Ik heb veel verdriet over wat ons is overkomen. Ik huil veel en ben bezorgd over de toekomst.
Gisteren werd er zwaar geschoten. Een bom ontplofte vlak bij onze tent. Er vielen doden. Ik maakte een afscherming om mijn kinderen te beschermen.
Nu doemt er de dreiging op van een volgende evacuatie. Ik heb geen kracht meer over. Ik ben op. Waar moeten we naar toe? Steeds opnieuw verdreven worden en nergens is het veilig.
Ik bid God dat we dit overleven en dat we terug kunnen keren naar Gaza.